Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • koe·koeks·we·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koekoekswever koekoekswevers
verkleinwoord koekoekswevertje koekoekswevertjes

Zelfstandig naamwoord

de koekoeksweverm

  1. (zangvogels) Anomalospiza imberbis   een vogel uit de familie van de Viduidae  . Het mannetje van deze soort heeft een saffraangeel verenkleed; het vrouwtje is onopvallend bruin. De koekoekswever is een broedparasiet die haar ei legt in het nest van andere vogelsoorten waaronder de roestflankprinia en de roodmaskergraszanger. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1868 door Jean Cabanis
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie