Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klunst

Werkwoord

vervoeging van
klunzen

klunst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klunzen
    • Jij klunst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klunzen
    • Hij klunst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van klunzen
    • Klunst!