Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klo·te·streek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klotestreek klotestreken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de klotestreekv / m

  1. (vulgair) heel vervelende en gemene handeling van iemand
    • Het begon in 2014. Een jongeman die proefdraaide in een Parijs kapsalon, was niet komen opdagen, waarna hij een sms kreeg van zijn bazin. Per ongeluk, want het bericht was bedoeld voor iemand anders. Dat ze hem zou ontslaan, las de sms, en dat ze hem de dag nadien zou verwittigen. Om te eindigen met: ‘Ik heb een slecht gevoel bij die gast. Het is een nicht. Die halen altijd klotestreken uit.’ [1] 
    • Madrid. Spanjaarden wentelden zich gisteren collectief in zelfmedelijden nadat de schorsing van twee jaar voor Alberto Contador bekend was geworden. Sportkranten, collega-wielrenners, radioluisteraars en twitteraars: de verontwaardiging over de hoge straf van het sporttribunaal CAS voor de Tourwinnaar was overweldigend. Met een weinig omfloerst „wat een klotestreek” vatte oud-renner Miguel Indurain het ongenoegen misschien wel het best samen. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. De Standaard 8 april 2016 (viv) ‘Janet’ is niet homofoob
  2. NRC Merijn de Waal 7 februari 2012 Klotestreek, vinden zij