Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klopt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afkloppen

klopt af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkloppen
    • Jij klopt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkloppen
    • Hij klopt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afkloppen
    • Klopt af! 


Gangbaarheid