Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klop·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klophout klophouten
verkleinwoord klophoutje klophoutjes

Zelfstandig naamwoord

het klophouto

  1. houten instrument waarmee men kan kloppen (o.a. in de orgelmakerij, de leerlooierij, textielindustrie en bij borstelmakers)

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen