kloosterzuster
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kloosterzuster (hulp, bestand)
- IPA: / ˈklostərˌzʏstər / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- kloos·ter·zus·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kloosterzuster | kloosterzusters |
verkleinwoord | kloosterzustertje | kloosterzustertjes |
Zelfstandig naamwoord
de kloosterzuster v
- (religie) vrouw die met andere vrouwen afgezonderd leeft om zich helammal aan haar godsdienst te wijden
- ▸ Aan de binnenkant van de kaft staat dat het boek „behoorde aan de eerbare vrouwe Angela van Vronensteijn” en dat het werd geschreven „op kosten van de eerbare vrouwe Anna van Oestrom, kloosterzuster in Oudwijk”.[2]
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
- vrouwelijke vorm van kloosterbroeder
Gangbaarheid
- Het woord kloosterzuster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Museum Catharijneconvent koopt uniek liedboek” (19 augustus 2014) op nu.nl