kloosterpoort
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kloos·ter·poort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kloosterpoort | kloosterpoorten |
verkleinwoord | kloosterpoortje | kloosterpoortjes |
Zelfstandig naamwoord
- (religie) ingang van een klooster
- ▸ Daar schampte hij weer het kloosterterrein op het centrale plein, waar de groen geverfde ijzeren kloosterpoort op uitkwam.[2]
- ▸ De aanstaande bruid Jetsun Pema liep, voorafgegaan door een processie van boeddhistische monniken met cimbalen, trommels en hoorns, naar het klooster. Baby-olifanten met kleurige versiering keken toe terwijl zij onder de kloosterpoort doorliep. Binnen wachtte de koning haar op, gehuld in een gewaad van goud brokaat met een gele sjerp.[3]
Gangbaarheid
- Het woord kloosterpoort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396
- ↑ Weblink bron “Sprookjeshuwelijk in Bhutan” (13-10-2011), NOS