Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klim·rek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klimrek klimrekken
verkleinwoord klimrekje klimrekjes

Zelfstandig naamwoord

het klimreko

  1. sport- of speeltoestel waarop men klimt
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be