Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klein·snijdt

Werkwoord

vervoeging van
kleinsnijden

kleinsnijdt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kleinsnijden
    • ... dat jij kleinsnijdt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kleinsnijden
    • ... dat hij kleinsnijdt.