kleinhandel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kleinhandel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- klein·han·del
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van klein en handel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kleinhandel | kleinhandels |
verkleinwoord | kleinhandeltje | kleinhandeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de kleinhandel m
- (economie) de handel die tastbare producten direct aan consumenten verkoopt
- (economie) een bedrijf die tastbare producten direct aan consumenten verkoopt
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. de handel die tatbare producten direct aan consumenten verkoopt
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord kleinhandel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.