Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klap·muts
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klapmuts klapmutsen
verkleinwoord klapmutsje klapmutsjes

Zelfstandig naamwoord

de klapmutsv / m

  1. (roofdieren) bepaald soort zoogdier, Cystophora cristata  , uit de familie van Zeehonden Phocidae  
  2. (hoofddeksel) hoofddeksel met oorkleppen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen