Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kit·telt

Werkwoord

vervoeging van
kittelen

kittelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kittelen
    • Jij kittelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kittelen
    • Hij kittelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kittelen
    • Kittelt!