Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kin·der·ver·zor·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kinderverzorger kinderverzorgers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kinderverzorgerm

  1. (beroep) (gediplomeerd) verzorger van kinderen

Gangbaarheid