Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kin·der·hart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kinderhart kinderharten
verkleinwoord kinderhartje kinderhartjes

Zelfstandig naamwoord

het kinderharto

  1. het gevoel, de emoties van een kind
     Maar hoe ik later tranen met tuiten huilde, hoe mijn kinderhartje verging van heimwee, laat ik het daar maar niet over hebben.[2]
     Op internet is er een levendige ruilhandel, voor de deuren van de supermarkt wordt de klant smekend aangekeken en de fanatiekeling gaat zelfs langs de deuren. De hamvraag: ‘Heeft u nog.... voetbalplaatjes?’ Supermarkt Plus ontketent opnieuw een rage waar menig kinderhart sneller van gaat kloppen. En de kassa? Die rinkelt harder dan ooit.[3]
  2. (anatomie) het hart van een kind
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen