Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kin·der·droom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kinderdroom kinderdromen
verkleinwoord kinderdroompje kinderdroompjes

Zelfstandig naamwoord

de kinderdroomm [1]

  1. iets wat een kind graag zou willen hebben of bereiken
     Onder de rode vod van de laatste kilometer stond ik op het punt om een etappe in de Tour de France te winnen en mijn mooiste kinderdroom te realiseren.[2]
     Hoeveel mensen, vroeg ze zich af, zagen zo'n kinderdroom waarheid worden? Lancelot zei ernstig: 'Het zal mij een eer zijn, neef, en Gareths gezicht lichtte op alsofer een toorts op gericht werd.[3]


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Paul Fournel
    “Thuis in het peleton” (2023), Oevers, ISBN 9789493290396
  3. Marion Eleanor Zimmer Bradley
    Nevelen van Avalon”   (1982), De Boekerij  , ISBN 9022529649