[1]: Een kikker
[2]: Een kikker met een touw

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kik·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kikker kikkers
verkleinwoord kikkertje kikkertjes

Zelfstandig naamwoord

de kikkerm

  1. (dierkunde) benaming voor amfibieën uit de orde Anura  , gewervelde dieren met vier poten zonder staart
    • Een pad is een kikker met een gedrongen lichaamsbouw en ruwe huid. 
  2. (scheepvaart), (molenaarsambacht) dubbele haak ter bevestiging van een touw
  3. (figuurlijk) als tweede deel samenstelling: iemand die ergens sterk door wordt gekenmerkt
Synoniemen
  • [1]: (schrijftaal, Oost-Brabants, Noord-Limburgs, Zuid-Gelders) kikvors
Verwante begrippen
Hyponiemen
1. nog toe te voegen benamingen voor amfibieën uit de orde Anura
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kikkeren

kikker

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kikkeren
    • Ik kikker. 
  2. gebiedende wijs van kikkeren
    • Kikker! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kikkeren
    • Kikker je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord kikker kikkers

Zelfstandig naamwoord

kikker

  1. (kikkers) (zeldzaam) kikker
Synoniemen


Noors

Woordafbreking
  • kik·ker
Naar frequentie 4716
  1. bekritiseren, klagen

Werkwoord

kikker

  1. tegenwoordige tijd van kikke
  2. vluchtig kijken

Werkwoord

kikker

  1. tegenwoordige tijd van kikke
Schrijfwijzen