Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ket·ting·breuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kettingbreuk kettingbreuken
verkleinwoord kettingbreukje kettingbreukjes

Zelfstandig naamwoord

de kettingbreukv / m

  1. (werktuigbouwkunde) breuk van een ketting
  2. (wiskunde) een uitdrukking van de vorm:
 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen