kerststad
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kerst·stad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerststad | kerststeden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (kerst) een stad dat (met name in de kerstperiode) uitgebreid versierd is in kerstsfeer en allerlei kerstactiviteiten organiseerd
- De kerststad organiseerde allerlei activiteiten om toeristen te trekken in de kerstperiode.