Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·his·to·ri·ca
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kersthistorica kersthistorica's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kersthistoricav

  1. (kerst) (beroep) een historica die zich verdiept heeft in de geschiedenis en oorsprong van het kerstfeest
    • De kersthistorica gaf een uitgebreide lezing over hoe de kerstgebruiken door de eeuwen heen veranderd waren. 
Verwante begrippen