kerkbel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kerkbel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkɛrəkˌbɛl / (2 of 3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈkɛrk.bɛɫ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈkɛrk.bɛl/
Woordafbreking
- kerk·bel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kerk zn en bel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerkbel | kerkbellen |
verkleinwoord | kerkbelletje | kerkbelletjes |
Zelfstandig naamwoord
- (religie) een bel naast de ingang van de sacristie die tijdens kerkdiensten geluid wordt
- Als ze het kerkbelletje luiden dan komt de priester er zo aanlopen.
- (religie) een bel in de toren van een kerk
- Je kan de kerkbel hier nog helemaal horen.
Synoniemen
- [1] sacristiebel
- [2] kerkklok
Vertalingen
1. zie: sacristiebel
2. zie: kerkklok
Gangbaarheid
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.