Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerf
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘keep’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1343 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kerf kerven
verkleinwoord kerfje kerfjes

Zelfstandig naamwoord

de kerfv / m

  1. een ingesneden groef
    • Bij het beproeven van de treksterkte van een materiaal wordt vaak eerst een kerf aangebracht. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kerven

kerf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kerven
    • Ik kerf. 
  2. gebiedende wijs van kerven
    • Kerf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kerven
    • Kerf je? 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord kerf kerwe
verkleinwoord kerfie kerfies

Zelfstandig naamwoord

kerf

  1. kerf
  2. salarisschaal, belastingschijf
stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
kerf
gekerf
volledig

Werkwoord

kerf

  1. kerven
  2. in dunne stukken snijden
  3. uitsnijden, uithakken
    «Die beeld is gemaak van plaatstaal en die vingers is gekerf uit rondestaal.»
    Het beeld is gemaakt van plaatstaal en de vingers zijn uitgesneden uit rond staal.


Engels

enkelvoud meervoud
kerf kerfs

Zelfstandig naamwoord

kerf

  1. kerf