keep

Nederlands

Wijfje en mannetje van de keep [2].

Uitspraak

• Geluid:  keep    (hulp, bestand)
• IPA: /keːp/

Woordafbreking

• keep

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘kerf’ voor het eerst aangetroffen in 1588.
• [1] erfwoord: Middelnederlands kēp ‘keep, kerf’, ontwikkeld uit Oergermaans *kaipaz, afleiding van het werkwoord *kippōn-, waarvoor zie kippen ‘uitbroeden’. Evenals Deens kjeip ‘dol, roeipen’.
• [2] Herkomst onbekend. Verwant aan Duits Kepf ‘roofvogel’.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	keep	kepen
verkleinwoord	keepje	keepjes

Zelfstandig naamwoord

de keep v / m

1. inkeping, insnijding, kerf met betrekkelijk wijde opening
2. (zangvogels) Fringilla montifringilla  een trekkende zangvogel uit de familie van vinkachtigen (Fringillidae ) met een wat nasale raspende lokroep, een witte stuit en een donkergrijze kop, waarvan het mannetje de oranjekleurige schoudervlek en borst heeft, en die broedt in Scandinavië en Noord-Rusland

Synoniemen

• [2] bergvink, bosvink, kweevink, noordvink

Hyperoniemen

• vinkachtigen, zangvogels, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren

Hyponiemen

• dwarskeep, inkeep, nagelkeep, vizierkeep

Afgeleide begrippen

• keephout, keeplat, keepverbinding, keepwagen, kepen, keper

Vertalingen

    1. kerf   

Engels: notch (en)

Spaans: entalladura (es) v

    2. kleurrijke vinkensoort   

Deens: kvækerfinke (da) g Duits: Bergfink (de) m Engels: brambling (en) Frans: pinson du Nord (fr) m Fries: kwêkfink (fy) Grieks: χειμωνόσπινος (el) (kheimonóspinos) m Italiaans: peppola (it) v

Luxemburgs: Nordesche Poufank (lb) m, Éisleker Poufank (lb) m Pools: jer (pl) m Portugees: tentilhão-montês (pt) m Spaans: pinzón real (es) m Zweeds: bergfink (sv) g

Werkwoord

vervoeging van
keepen

keep

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keepen
   

   • Ik keep. 

2. gebiedende wijs van keepen
   

   • Keep! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keepen
   

   • Keep je? 

Werkwoord

vervoeging van
kepen

keep

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kepen
   

   • Ik keep. 

2. gebiedende wijs van kepen
   

   • Keep! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kepen
   

   • Keep je? 

Gangbaarheid

• Het woord keep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "keep" herkend door:

72 %	van de Nederlanders;
55 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Uitspraak

• Geluid:  keep (US)    (hulp, bestand)

enkelvoud	meervoud
keep	keeps

Zelfstandig naamwoord

keep

1. donjon; zwaarste toren in een middeleeuws kasteel

vervoeging
onbepaalde wijs	to  keep
he/she/it	keeps
verleden tijd	kept
voltooid deelwoord	kept
onvoltooid deelwoord	keeping
gebiedende wijs	keep

Werkwoord

keep

1. houden