Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • kas·wit·te·vlieg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kaswittevlieg kaswittevliegs
verkleinwoord kaswittevliegje kaswittevliegjes

Zelfstandig naamwoord

de kaswittevliegv / m

  1. (halfvleugeligen) Trialeurodes vaporariorum   een plantenluis uit de familie Aleyrodidae die voorkomt in de gematigde klimaatzones. Het is een plaaginsect van vele vruchtgewassen, groentes en sierplanten dat veel in broeikassen voorkomt. Volwassen dieren hebben kleine gelige lichamen, slechts 1-2mm lang, en vier relatief grote wasachtige vleugels met een spanwijdte van circa 5mm die enigszins parallel aan het bladoppervlak worden gehouden
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie