[1] kasuaris

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·su·a·ris
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kasuaris kasuarissen
verkleinwoord kasuarisje kasuarisjes

Zelfstandig naamwoord

de kasuarism

  1. (loopvogels) benaming voor vogels uit het geslacht Casuarius  , grote vogels afkomstig uit de tropische regenwouden van Nieuw-Guinea en Australië
Vertalingen

Gangbaarheid

36 % van de Nederlanders;
35 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen