Nederlands

 
Het kapseizen van een sloep van de Algésiras (1823)
Uitspraak
Woordafbreking
  • kap·sei·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘omslaan’ voor het eerst aangetroffen in 1856 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kapseizen
kapseisde
gekapseisd
zwak -d volledig

Werkwoord

kapseizen

  1. ergatief, (scheepvaart) ondersteboven komen liggen
    • Door de zware storm kapseisde het schip. 
     Het is onduidelijk hoe de boot heeft kunnen kapseizen. Een helikopter heeft tevergeefs naar de vermiste personen gezocht.[3]
Synoniemen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen