Nederlands

 
kantoorwoning
Uitspraak
Woordafbreking
  • kan·toor·wo·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kantoorwoning kantoorwoningen
verkleinwoord kantoorwoninkje kantoorwoninkjes

Zelfstandig naamwoord

de kantoorwoningv

  1. een kantoor dat omgebouwd is tot woning
  2. een woning waarin ook een kantoor is gevestigd

Gangbaarheid