Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kant·klos·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kantklosster kantklossters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kantklossterv

  1. (beroep) een vrouw die kantklost

Gangbaarheid