Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kan·ker·lij·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kankerlijer kankerlijers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kankerlijerm

  1. (scheldwoord) onaangenaam persoon
    ⚠️ Dit gebruik van het woord roept twijfels op over de gebruiker.
     Een vriend die langs zijn flat rijdt, ziet dat K. zijn PlayStation van het balkon heeft gegooid. Als hij uitstapt en K., die op het balkon staat, wat vraagt, smijt deze een kapotgeslagen honkbalknuppel naar beneden en roept: „bemoei je er niet mee, kankerlijer”.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Bas Haan
    “K. was te gevaarlijk voor opname, dus lieten ze hem gaan” (14 april 2023) op nrc.nl