Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·mer·prijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kamerprijs kamerprijzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kamerprijsm

  1. de hoeveelheid geld die men moet betalen voor een overnachting in een hotelkamer
     De gemiddelde bezettingsgraad steeg wel, van 63,6 procent in 2010 naar 65,2 procent in 2011. Ook de gemiddelde kamerprijs steeg, van 87 naar 90 euro.[1]
     De gemiddelde kamerprijs in een hotel met vijf sterren daalde met 30 euro naar 201 euro. Wie een kamer in een viersterrenhotel boekte, was met 87 euro 8 euro minder kwijt dan in 2008.Dat blijkt uit een KPMG-onderzoek van de hotelbranche. De prijzen van kamers in driesterrenhotels stegen met één euro naar 78 euro.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Veel hotels met geldproblemen” (Woensdag 30 mei 2012, 12:58), NOS
  2.   Weblink bron “Prijzen luxe hotelkamers gedaald” (Woensdag 28 juli 2010, 13:08), NOS