kamerjongen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kamerjongen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ka·mer·jon·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kamer en jongen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kamerjongen | kamerjongens |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de kamerjongen m
- een mannelijke bediende die de kamers in een hotel op orde houdt
- De kamerjongen maakte het bed op en lapte de ramen.
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'kamerjongen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.