kalibreer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ka·li·breer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kalibreren |
kalibreer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalibreren
- Ik kalibreer.
- gebiedende wijs van kalibreren
- Kalibreer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalibreren
- Kalibreer je?