Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·dert in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inkaderen

kadert (…) in

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkaderen
    • Jij kadert in. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkaderen
    • Hij kadert in. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van inkaderen
    • Kadert in! 

Gangbaarheid