Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·der in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inkaderen

kader (…) in

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkaderen
    • Ik kader in. 
  2. gebiedende wijs van inkaderen
    • Kader in! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkaderen
    • Kader je in? 

Gangbaarheid