Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaas·brood·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord kaasbroodje kaasbroodjes

Zelfstandig naamwoord

het kaasbroodjeo

  1. broodje belegd met kaas; broodje kaas
     Dat wil niet zeggen dat er geen verschillen zijn. Jan heeft volgens Ad 'een verschrikkelijke smaak' qua kleding en daarom kiest hij al jarenlang zijn outfits uit. Maar Ad kan weer niet koken: een kaasbroodje maken of lever opbakken, blijken zijn grootste prestaties achter het fornuis. Terwijl Jan zijn hand niet omdraait voor een vijfgangendiner. Hij schotelde hun gasten deze week nog zalmsoep met mierikswortel, kabeljauwhaasjes, ontbeende kwartel met foie gras, gemberpudding en een formidabel kaasplateau voor.[1]
     Advocaat Thijs Geerdink had niet de overtuiging dat Van D. voor 2,55 euro een winkeldiefstal wilde plegen. ,,Dan had hij wel andere dingen gestolen’’, was de redenering van de raadsman. Geerdink schermde met de kassabon met boodschappen die Van D. wel had afgerekend, voor 13,52 euro. Van een pak Taksi tot een kaasbroodje.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Annemart van Rhee
    “Valentijn voor het leven: twee stellen die lief en leed delen” (11-01-2017), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Bert Janssen
    “Celstraf dreigt na stelen van vijf blikjes bier bij ‘Appie’ Goor” (07-05-2019), Tubantia