Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaas·bol
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kaasbol kaasbollen
verkleinwoord kaasbolletje kaasbolletjes

Zelfstandig naamwoord

de kaasbolm

  1. een kaas in de vorm van een bal, een Edammerkaasje
  2. hoed in de vorm van een Edammerkaasje, garibaldihoed
  3. kaaskop, een domme jongen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen