junkmail
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- junk·mail
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘ongevraagde e-mail met reclame’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1992 [1]
- samenstelling van junk zn en mail zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | junkmail | junkmails |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (informatica) ongewenste e-mail, spam
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord junkmail staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.