Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jul·lie·zelf
Woordherkomst en -opbouw

Persoonlijk voornaamwoord

julliezelf

  1. tweede persoon meervoud, versterkte vorm van jullie (maar zelden gebruikt)
    • Julliezelf kunnen helemaal niets. 
    • Hij wil julliezelf iets kwaads aandoen. 

Gangbaarheid