Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jon·gens·ja·ren
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jongensjaren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de jongensjarenmv

  1. de tijd van de jeugd van een man
    • Tijdens mijn jongensjaren dacht ik dat dat de gelukkigste tijd van mijn leven was. Daarin heb ik mij danig vergist! 
Synoniemen
  1. jeugdjaren

Meer informatie

Gangbaarheid