jongejuffrouw
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- jon·ge·juf·frouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jongejuffrouw | jongejuffrouwen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de jongejuffrouw v
- defite, jonge, ongehuwde vrouw
- ▸ Hij zag hoe aandoenlijk lief Kitty was als zij half lachend, half in tranen bij hem kwam om hem te vertellen dat Masja, het meisje, haar nog steeds als de jongejuffrouw beschouwde en dat daarom niemand naar haar wilde luisteren.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord jongejuffrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.