Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • je·zu·i·tis·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jezuïtisme
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het jezuïtismeo

  1. de leer, geest en beginselen van de Jezuïeten
  2. (pejoratief) dubbelhartige sluwheid
    • - De Graaf gelooft evenmin dat de positie van de prins is beschadigd. Wel zat er volgens hem “enig licht” tussen de brief uit 1994 waarin de prins zegt geen ambitie te hebben voor het IOC-lidmaatschap en zijn recente besluit om het te accepteren. Premier Kok heeft dat besluit verdedigd door te zeggen dat de prins niet zelf ambitie aan de dag heeft gelegd voor het IOC, maar is gevraagd. Dat onderscheid is “een hogere vorm van jezuïtisme”, oordeelt een oud-hoogleraar staatsrecht, die anoniem wil blijven. Er was bovendien veel kwaad te voorkomen geweest als de regering bij de benoeming minder slordig te werk was gegaan, zegt hij. “Het is de eerste taak van ministers om de prins beschermen. Er is toch niet zoveel fantasie voor nodig om even bij betrokken instanties als het NOC te checken of daar problemen zaten.” [2] 

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Hans Steketee 14 februari 1998