janboel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- jan·boel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van jan en boel [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | janboel | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (informeel) wanordelijke omstandigheden, een rommel
- De hypotheken in het Amerika van George Bush zijn een janboel.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord janboel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "janboel" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ janboel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be