Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jak·ker·de voort

Werkwoord

vervoeging van
voortjakkeren

jakkerde voort

  1. enkelvoud verleden tijd van voortjakkeren
    • Ik jakkerde voort. 
    • Jij jakkerde voort. 
    • Hij, zij, het jakkerde voort.