Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jacht·sprin·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

jachtspringen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jachtspringen


onvolledig
  1. (paardrijden) het heel snel afleggen van een springparcours met een paard
     Springruiter Maikel van der Vleuten komt tot één fout bij het jachtspringen op de Wereldruiterspelen. Hij is de enige Nederlander die de eerste oefening niet foutloos afwerkt.[1]
     Het jachtspringen op de Wereldruiterspelen in Caen levert fraaie sprongen op, maar soms gaat het niet helemaal goed.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Van der Vleuten maakt één fout” (2 september 2014), NOS
  2.   Weblink bron “Jachtspringen: best gevaarlijk” (Dinsdag 2 september 2014, 16:13), NOS