Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jaag na
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
najagen

jaag na

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van najagen
    • Ik jaag na. 
  2. gebiedende wijs van najagen
    • Jaag na! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van najagen
    • Jaag je na? 


Gangbaarheid