Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·wacht

Werkwoord

vervoeging van
inwachten

inwacht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inwachten
    • ... dat ik inwacht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inwachten
    • ... dat jij inwacht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inwachten
    • ... dat hij inwacht. 

Gangbaarheid