Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·trouwt

Werkwoord

vervoeging van
introuwen

introuwt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van introuwen
    • ... dat jij introuwt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van introuwen
    • ... dat hij introuwt.