Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·trek·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
intrekken
trok in
ingetrokken
klasse 3 volledig

Werkwoord

intrekken

  1. overgankelijk een eerdere toezegging of regeling ongedaan maken
    • Alle verlof werd ingetrokken. 
    • Er was een vernietigende recensie over het nieuwe boek van de beroemde schrijver.  
     De Onderwijsinspectie hoeft een vernietigend rapport over het Cornelius Haga Lyceum niet in te trekken. Het gerechtshof in Den Haag wil zich in hoger beroep niet uitspreken over de rechtmatigheid van het document.[1]
  2. overgankelijk naar binnen halen
    • Geschrokken trok de slak zijn voelhorentjes in. 
  3. naar binnen gaan
     ‘Dit is het,’ fluisterde ik opgewonden in het duister. Vandaag zou ik de woestijn intrekken, een dorre vlakte die mij totaal vreemd was.[2]
  4. gaan inwonen (bij iemand)
     Hij woont hier in de buurt, maar toch moet je de komende vierentwintig dagen bij hem intrekken.[3]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Tjerk Gaulthérie van Weezel en Rik Kuiper
    “Gerechtshof brandt vingers niet aan inspectierapport over Haga Lyceum” (24 december 2019), de Volkskrant
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Audrey Carlan (vert. Textcase)
    “Nooit verliefd worden: Januari, februari, maart” (2016), Meulenhoff Boekerij  , ISBN 9789402307252
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be