Deens

Woordafbreking
  • in·timt

Bijvoeglijk naamwoord

intimt, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van intim


Noors

Woordafbreking
  • in·timt
Naar frequentie 20655

Bijvoeglijk naamwoord

intimt, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van intim


Nynorsk

Woordafbreking
  • in·timt

Bijvoeglijk naamwoord

intimt, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van intim