inspectievakantie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·spec·tie·va·kan·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inspectievakantie inspectievakanties
verkleinwoord inspectievakantietje inspectievakantietjes

Zelfstandig naamwoord

de inspectievakantiev

  1. (politiek) tijdelijke vrijstelling van gebruikelijke overheidsinspecties als er sprake is van een deugdelijke zelfregulatie
     Inspectievakantie: Het regeerakkoord van het kabinet Rutte 1 (VVD-CDA, 2010-2012) kondigt, om toezichtlasten en regels te verminderen, de invoering aan (per 1 januari 2011) van “een zogeheten “inspectievakantie” voor het bedrijfsleven. Bij deugdelijke zelfregulering (certificering) kan met minder inspectieonderzoeken per bedrijf worden volstaan.”[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Inspectievakantie” (1-7-2021)