Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·si·pi·de
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen insipide insipider -
verbogen insipide insipidere -
partitief insipides insipiders -

Bijvoeglijk naamwoord

insipide

  1. zonder gedrevenheid
    • Om uit het insipide dal van het naturalisme te komen, wil hij een grootser onderwerp aanpakken en komt hij, in zijn zoektocht naar het Kwaad, uit bij de indrukwekkende figuur van Gilles de Rais. [2]
  2. flauw, niet geestig
    • De mededeling dat de 'vele aspecten van het liefdesbedrijf hem altijd hebben gefascineerd', is in het licht van zijn betaalde escapades ietwat insipide en gaat ook voorbij aan de pathologische trekken die in de beschreven frequentie van zijn veroveringsbezoeken aan het licht komen. [3]

Gangbaarheid

27 % van de Nederlanders;
18 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen


Duits

Bijvoeglijk naamwoord

insipide

  1. zouteloos; overdrachtelijk: waar alle belangwekkendheid aan ontbreekt.


Frans

Uitspraak
Woordafbreking
  • insi·pide (afbreking leidend tot een of twee tekens aan het eind of begin van een regel wordt ontraden)[1]
Woordherkomst en -opbouw
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   insipide insipides
  vrouwelijk   insipide insipides

Bijvoeglijk naamwoord

insipide

  1. smakeloos, zouteloos
  2. (figuurlijk) zonder gedrevenheid, insipide
Overerving en ontlening

Verwijzingen